Bestraling van hersentumoren

De meeste hersentumoren worden uitwendig bestraald.

Technieken
Voor de bestraling van een hersentumor worden verschillende technieken gebruikt:

  • uitwendige bestraling
  • stereotactische bestraling
  • bestraling gecombineerd met chemotherapie

Goed om te weten

Tijdens de behandeling van een hersentumor, draagt u meestal een masker. Dat masker draagt u, om te voorkomen dat uw hoofd beweegt tijdens de bestraling. Dat masker wordt, voordat uw behandeltraject kan starten, speciaal voor u op maat gemaakt. U kunt gewoon door uw neus en mond blijven ademen als u het masker draagt. 

Voor meer informatie kunt u ook onze folders online bekijken of downloaden.

Behandeling van hersentumoren

Uitwendige bestraling
De bestralingsbehandeling gebeurt meestal met een aantal stralenbundels die achter elkaar en vanuit verschillende richtingen op de tumor worden gericht.

Soms wordt daarbij de sterkte van iedere bundel aangepast. Dit noemen we intensiteit gemoduleerde bestraling (IMRT) of RapidArc.

Stereotactische bestraling
Bij een stereotactische bestraling geven we heel precies vanuit verschillende richtingen een hoge dosis straling op de tumor. Het gezonde omringende weefsel sparen we zoveel mogelijk.

Bestraling gecombineerd met chemotherapie (chemoradiatie)
Chemoradiatie is een combinatie van bestraling en chemotherapie. Bij chemoradiatie wordt chemotherapie gegeven om de werking van de bestraling te versterken. Chemoradiatie kan een aanvullende behandeling zijn na de operatie. Bijvoorbeeld bij sommige vormen van glioom.

Fotonen en protonen

Een hersentumor kan met verschillende soorten straling behandeld worden, namelijk met:

  • fotonen
  • protonen

Wat zijn fotonen en protonen?
De bestraling die we in Nederland kennen voor de behandeling van kanker gebeurt met fotonen. Dat is een vorm van röntgenstraling die door het lichaam naar de tumor gaat. Daarbij wordt zowel vóór als áchter de tumor straling afgegeven en dus ook gezond weefsel bestraald.

Protonen zijn deeltjes die hun straling voor een groot deel in één keer afgeven op een bepaalde diepte in het lichaam. Dit kan zo gestuurd worden dat dit precies in de tumor gebeurt. Het gezonde weefsel dat vóór de tumor gelegen is, krijgt hierbij maar een beperkt deel van de straling en het gezonde weefsel áchter de tumor een nog kleiner deel. Het voordeel is dat daarmee de kans op bijwerkingen mogelijk verkleind wordt.

Uw radiotherapeut-oncoloog informeert u over de beste behandeling voor u.